LANDSCHAPLEZEN

Van een wilde ongetemde schoonheid is ze nog. Tussen hoge dijken. Daar laat ze een glimp zien van wie ze eens was. Daarbuiten is ze gecultiveerd, aangeharkt in kaarsrechte watergangen en sloten. Op geodetische kaarten is alleen in aardlagen haar breed zoekende, vlechtende en meanderende stroomgebied nog af te lezen. Op stroomruggen staan oude boerderijen. 

Jolanda vraagt of ik een stukje wil rijden. Ik laat me rijden. Dat doe ik graag. Net als een stukje schrijven maar niet te lang, te snel, niet te ver en te veel en steeds stoppen om bij te komen. Stukjes lezen doe ik ook graag onder dezelfde voorwaarden. Ik ben nu bezig met het boek de Acht Bergen van Paolo Cognetti. Het is een boek met prachtige laagsgewijze natuurbeschrijvingen met beken waarin jongens spelen, van watervallen en ruige bergen waar dezelfde jongens in trekken als ze ouder zijn. Het boek gaat over zoekende bergbewoners die moeten omgaan met snel veranderende tijden. Zo traag, langzaam en beeldend beschreven dat je er als vanzelf in wordt opgezogen. Ver, diep en lang. Daar houd ik van. Het verhaal is zo ontroerend dat ik het voor de tweede keer lees vooral omdat er zoveel dimensies in zitten...Ik zie het landschap voor me zo treffend en fijnzinnig geschilderd en ontdek erin veel meer dan bij de eerste keer. 

Lezen doe ik niet letterlijk. Ik laat me lezen, zeg maar, met de ogen dicht en de oren open. Ik luister het boek via "Storytell" als voorleesboek. Dat gaat mij beter af dan al die dansende lettertjes die na een poosje lezen op een bladzijde ontstaan. Er is een heimwee in het boek en een weemoed naar vroeger. Dat herken ik nu nog sterker omdat ik het boek de eerste keer heb gelezen op een camping in Zwitserland. Achter de bergwanden over de grens ligt het Aostadal waar het zich afspeelt.

We stappen in de auto en toeren naar de slingerende en traag stromende Linge. We stoppen steeds even om indrukken te verwerken. Mindfull. Voorlezen dat deed mijn vader ook graag. Daardoor reisde ik als jongen wat af in mijn hoofd. Vooral als ik ziek was. De natuurboeken van Mark Twain bijvoorbeeld maar ook Thor de Beer en Kazan de Wolfshond van James Oliver Curwood. De laatste las hij voor toen ik 3 weken lang in het donker moest liggen omdat ik tijdelijk blind was. Bloeduitstorting. Ongelukje. Heimwee naar onze oorsprong; de wilde natuur die is verdwenen en de weemoed naar de tijd van voor het ongeluk. Terugverlangen naar de tijd dat alles nog vooruit ging.

Jolanda rijdt over de smalle en slingerende Lingedijk. Die is stijl en hoog. De rivier vertelt haar eigen verhaal van dijkdoorbraken, hoog opgeschoten wilgen in oude grienden en het riet dat suggereert de afwezige wind in de uiterwaarden en van wielen. Wielen zijn als een littekenweefsel in het landschap, denk ik. Jolanda heeft gelukkig een vaste hand en stuurt ons beheerst en bekwaam tot voorbij Kedichem. We stoppen daar om te rusten bij een punt waarvanuit wij het landschap in ons op kunnen nemen. De uiterwaard lijkt wel Zweeds. Daar maak ik de foto. Ik neem me voor om daarvan een schilderij te maken. 

Ik vraag Jolanda; Waarom kan zelfs het simpelste schilderij me ontroeren, terwijl een foto dat eigenlijk nooit zomaar doet? Is het dat de tijd er letterlijk in lijkt te zijn gekropen? Dat de verf in lagen traag is opgedroogd en de herinneringen erin zijn gestold?

Reacties