DE VAL

Vanavond verscheen deze wolk boven de rivier. Hij werd van onderaf belicht door de ondergaande zon. Dat gaf een dramatisch maar tegelijk wonderschoon beeld. Ik dacht aan het aangrijpende gedicht van Ester Jansma over het sterven van haar zoontje;
We kruisten de Styx. De veerman lag dronken in zijn schip. Ik hield het roer en we zonken als stenen. Water bestaat als de aarde in lagen, transparante linten, glanzende strata van steeds kleiner leven, minder warmte. In je haren bloeiden luchtbellen, de stroom trok je hoofd naar achter en streelde je hals. Stenen wuifden met armen van algen en varens, zongen zachtjes gorgelend "vrede". Ze sneden je kleren los. Vissen likten het bloed van je benen. Ik hield je hand vast. Ik wilde je troosten maar we vielen te snel en er zijn geen woorden die zonder lucht bestaan, mijn liefde bleef boven, blauwe ballonnen, bakens voor even, de plaats markerend van het ongeluk voordat ze verder dreven. Je mond ging open. Je gezicht werd rood, je handen zochten evenwicht, zochten mijn armen. Je probeerde in me omhoog te klimmen. Je was een glasblazer met een wolk van diamanten aan zijn mond. Ik hield je vast als een katje. Ik aaide je vingers. Je liet niet los. Je sliep en ik aaide je vingers, liet los. 

Uit: Hier is de tijd. De arbeiderspers, Amsterdam 1998.

Reacties