ONDERTUSSEN

 

In de stille kilte van het wit, waar schaduwen blauw hun takken spreiden, ligt het hert — gewond, verloren, tussen lijnen die de aarde scheiden. Zijn fluwelen lijf zo zwaar van leed, een laatste sprong, onvoltooid en stil. 

De lucht rilt zacht, het land beeft niet, de wereld houdt haar adem in — zo kil. Rode wonden kleuren het niemandsland, tussen dorre bomen, krom en koud. Het leven stroomt nog even traag, tot sneeuw en tijd het langzaam vouwt. Een dans die eindigt in verstilling, een verhaal van pracht, gebroken kracht. Onder dit kale winterzwerk fluistert de wind: "Wie houdt nog wacht?"

Reacties