ZOEKEN OF VINDEN?




Wat is creativiteit nu eigenlijk, vraag ik me soms af. Zou het maken van nieuwe en ongebruikelijke combinaties daarbij het meest dicht in de buurt komen? Gaat het simpelweg om nieuwe verbindingen die nog nooit gemaakt zijn? Zoals de combinaties van twee bestaande elementen kunnen zorgen voor onverwachte schoonheid en verbeelding? Humor? Nieuwe neurale verbindingen? Creativiteit. Niet alleen voorbehouden aan kunstenaars of artistiekelingen. 


Maar een vraag die me nog meer bezig houd is: Hoe overkomt me creativiteit? Zoeken ernaar heeft weinig zin. Vinden wel.  Het gaat, denk ik, vooral om vinden en niet om zoeken. In zoeken zit veel te veel verwachting. Een groot deel van de mensheid lijdt onder te hooggespannen verwachtingen. Zoeken steeds maar. Zoeken steeds rustelozer en worden overspannen. Maar hoe kan je vinden zonder zoeken? 

Vinden heeft wat van toe-val. Als een frisse wind die ineens je huid verkoeld. Of iets dat zomaar op je pad komt. Fragiel, bros en breekbaar. Waardevol. Meer iets wat je ineens overkomt. Zo zou ik ook het liefst willen leven. Zo dat me het als vanzelfsprekend overkomt. Zomaar van die piekjes helderheid in de chaos van de tijd. Of beter nog klaarheid. 

Maar hoe genereer je toe-val? Hoe verwekken wij toe-valligheden? Hoe leef en beweeg ik zodat ik in verbinding kom met die onverwachte kansen en combinaties? Van verwachtingen bevrijd? Met een experimentele, tastende en avontuurlijke levenshouding misschien? Met reizen in mijn hoofd? Is dat als grondhouding mogelijk? Een permanente beweging en verandering en dan hopen op nieuwe ontmoetingen als een soort restproduct? Zoals reizen met hart en ziel en met eerbied voor het leven? Op de vlucht voor dood?

Wat is de kern? Is die kern ergens te vinden bij de eerste levensvormen of de basale bouwstenen van het leven? In wetenschap of geloof?

Soms denk ik dat het leven zelf eindeloos aan het combineren is met een explosieve vernieuwings drang. Zoals kinderen als gift van liefde een nieuwe combinatie van het leven zijn. Het leven bruist en combineert als het de lieve lust is. Experimenten in het laboratorium van de tijd? In het weefsel van de microkosmos. Dood en leven wisselen elkaar in een snel tempo af en zijn onlosmakelijk met elkaar verweven.

Wij lijken veel op het leven om ons heen. Wij vormen ons ernaar. Kunnen niet leven zonder leven om ons heen. Passen ons aan en kunnen niet zonder bomen zuurstof, niet zonder water, zonder brood en zwaartekracht. Tijd en ruimte. Wij zijn zelf het kunstwerk met alles om ons heen.

Het sterven schept ruimte. De genen en DNA planten zich voort. Miljarden levensvormen als resultaat. Een astronomische verscheidenheid tot gevolg. Biodiversiteit. Steeds lichten er weer nieuwe levensvormen op. Steeds verdwijnen er weer levensvormen in een eindeloze tijd. Het is bijna niet voor te stellen maar in de stamboom van het leven blijkt al 90% van de diersoorten uitgestorven te zijn. Niet eens door toedoen van de mens. Op de tijdschaal van de eeuwigheid komen er toch ook weer nieuwe levensvormen bij.

Wij evalueren in een zeer snel tempo, zou je zeggen. Maar is dat wel evolutie? Het leven gedraagt zich meer als een kameleon, denk ik. Er is een soort van constante factor, een fragiele rode draad van bewegen en veranderen in nieuwe verschijningsvormen. Iets wat er altijd al is. Een bron, continuïteit, codes, het Woord?  Zijn wij als mensen, dieren en planten soms alleen verschijningsvormen van het leven? Zijn in ons de eerste levensvormen die steeds weer andere combinaties zoeken?

We leven in iedergeval in symbiose met de eerste levensvormen in ons lichaam. Dat is duidelijk. Meer dan een kilo bacteriën bevolken een volwassen menselijk lichaam. Vooral in de darmen. We kunnen niet eens zonder. Die eerste levensvormen zijn er ook nog steeds. Er is dus een constante. De eerste levensvormen zijn niet uitgestorven. Zijn wij dan uitsluitend verschijningsvormen van het eerste leven op aarde? De apen waar we vanaf zouden stammen leven ook nog.

Bestaat evolutie eigenlijk wel? Is dat niet een verouderd concept uit de 19 eeuw? Kunnen we die theorie niet in de prullenbak gooien als fascinerende maar onjuiste zoekrichting of een halve waarheid? Gaat de evolutietheorie niet te veel en vooral uit van een ontwikkelingsfilosofie. Het overleven van de meest fitte levensvormen? Is het ontwikkelingsdenken van onze voorouders niet een verouderde klassieke wens om uit de ellende te komen? Vooruitgangsdenken als dogma? De evolutietheorie als projectie van ons denken als mensheid dat alles beter zou kunnen worden? De idee van de vooruitgangsdenken is ook verweven in allerlei ismen. Van kapitalisme tot socialisme van cynisme tot idealisme.

De gedachte dat alles er al is en het leven steeds en uitsluitend nieuwe verschijningsvormen zoekt vind ik een geweldige gedachte. Het leven zelf: de eerste levensvormen op aarde vinden steeds nieuwe combinaties en dragen informatie over. Schijnbaar toe-vallig: creativiteit in de kern. Dus niets geen overleven van de meest vitale levensvorm. Zijn wij, het stof van de aarde, of beter sterrenstof misschien alleen en uitsluitend verschijningsvormen van het (eerste) leven op aarde? Gaat het concept liefde, dat zich bewust is van ongeluk en nieuwe combinaties, niet dieper dan de evolutietheorie die uitgaat van het recht van de sterkste? Want wat heb je eraan als aan het eind van de evolutie alleen de sterkste overblijft? Die levensvorm is uiteindelijk alleen.

De wereld zoekt vanuit hoogmoed, kracht, geweld maar verliest. Creatieven die vinden in bescheidenheid, nederigheid, overgave, rust, dienstbaarheid: winnen.

          

Reacties

Linda S. Leon zei…
Wat een interessant gedachtegoed vond ik hier en zo helder verwoord...
Dank voor je reactie